Uitgangspunten begroting 2019-2022
Dit zijn de technische uitgangspunten die zijn gehanteerd bij het opstellen van de ramingen in deze begroting:
- De ontwikkeling van de loonkosten van de gemeenteambtenaren volgt de cao. De laatst afgesloten cao heeft een looptijd tot 1-1-2019. Voor het jaar 2019 wordt naast een cao effect ook een verhoging van de pensioenpremie verwacht, conform het meerjarig pensioenbeleid van het ABP. Voor het jaar 2019 houden wij rekening met een stijging van de totale loonkosten met 2,5% en voor de jaren 2020-2022 met een stijging van 2%. Dit is inclusief de ontwikkeling van de werkgeverspremies.
- De personeelsformatie is gebaseerd op het organogram per 1 februari 2018, inclusief alle wijzigingen en genomen besluiten tot en met januari 2018. De ambtelijke functies begroten we tegen de functionele schaal met een anciënniteit van trede 10.
- Voor de subsidies houden we rekening met een jaarlijkse indexatieverhoging van 1,5%. Indien instellingen zelf een hogere cao-ontwikkeling hebben volgt er geen aanvullende compensatie. Met de instellingen is afgesproken dat voor het lopende jaar niet meer wordt gecompenseerd voor loonkostenstijgingen gekoppeld aan de ambtenaren cao. De jaarlijkse indexatieverhoging vindt plaats bij de verleningsbeschikking voor het subsidie jaar t+1.
- De kosten van derden zijn goederen en diensten die aan de gemeente worden geleverd. Het gaat hier bijvoorbeeld om de kosten van energie, kantoorartikelen, accountantsdiensten, onderhoud aan gebouwen en infrastructuur, schoonmaak en softwarelicenties. In afwijking van de CBS-indexering gaan we uit van een jaarlijkse groei van 1,0%. Hiermee onderstrepen we de blijvende inzet om goedkoper en met een hogere kwaliteit in te kopen. In de budgetten is de groei niet functioneel verwerkt. In het geval van excessieve stijgingen kan met onderbouwing aanspraak worden gemaakt op de collectieve stelpost. Reguliere stijgingen dienen binnen het betreffende programma/beleidsveld te worden opgevangen.
- Voor de leges, afvalstoffen- en rioolheffing geldt het criterium van 100% kostendekkenheid. Dit betekent enerzijds dat niet meer mag worden geheven dan de begrote kosten die gedekt worden met de heffing. Het betekent anderzijds dat kostenstijgingen bijvoorbeeld als gevolg van CAO ontwikkelingen in deze tarieven worden doorberekend. De hoogte van deze tarieven zijn ondermeer afhankelijk van de tijdsbesteding en de kosten van overhead. De opbrengsten worden gebruikt om de kwaliteit van de activiteit te waarborgen en om personeels-, huisvestings- en materiaalkosten te dekken. Van een aantal tarieven wordt het maximaal te heffen bedrag vastgesteld door de Rijksoverheid zoals de tarieven voor reisdocumenten, het rijbewijs en de tarieven voor aktes uit de registers van de burgerlijke stand.
- De OZB, RZB en de overige heffingen (precario-, toeristen-, honden-, reclame- en parkeerbelasting en marktgelden) stijgen jaarlijks nominaal met de consumentenprijsindex (CPI) zoals gepubliceerd door het CBS in januari van het jaar voorafgaand aan de begroting. Voor 2019 bedraagt de indexering 1,5%( CPI januari 2018).
- Als gevolg van ontwikkelingen op de kapitaalmarkt wordt het renteomslagpercentage voor de meerjarenbegroting 2019-2022 verlaagd van 2,5% naar 2,25%. Dit percentage gebruiken we ook als uitgangspunt voor de berekening van de lasten van (toekomstige) investeringen.
- Voor de doorberekening van rente aan Bouwgronden in Exploitatie (BIE' s) is de toegestane toe te rekenen rente gebaseerd op de daadwerkelijk te betalen rente over het vreemd vermogen. Hierbij wordt het gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille naar de verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen berekend. Om te voorkomen dat de renteparameter jaarlijks fluctueert, kiezen we in de meerjarenprognose voor een stabiel rentepercentage van 2%.
- De afschrijving van de vaste activa vindt lineair plaats. Voor het afschrijven van de vaste activa hanteren we de afschrijvingstermijnen uit de financiële verordening. De afschrijvingen starten in het jaar na ingebruikname. Op gronden en terreinen schrijven we niet af. Investeringen beneden € 25.000 nemen we rechtstreeks in de exploitatie op, uitgezonderd de jaarlijkse vervanging van kleinere auto’s die samen worden geactiveerd. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
- Voor verbonden partijen gaan we uit van dezelfde financiële uitgangspunten als voor de eigen begroting. De budgetten worden dus ook geïndexeerd. Het betreft het ISW, de Veiligheidsregio, de Metropoolregio Amsterdam, de GGD, Werkom, de Omgevingsdienst IJmond, het Waterlands archief en het recreatieschap Twiske-Waterland. De meerjarenbegrotingen van de verbonden partijen hebben we verwerkt zoals aangegeven in de zienswijze die door uw raad is vastgesteld.
Autonome ontwikkelingen en niet-autonome ontwikkelingen
De volgende ontwikkelingen zien we als autonome ontwikkelingen en zijn direct verwerkt in het financieel kader:
- Dalende of stijgende cliëntenaantallen (bijvoorbeeld WWB, WMO-voorzieningen) leiden tot navenante aanpassing van de ambtelijke formatie.
- Uitbreiding of krimp van het areaal (in beheer zijnde wegen, straten, groen, meubilair en kunstwerken) zodat het bestaande beheer niet in kwaliteitsniveau hoeft te worden aangepast.
- Leerlingenprognoses met een effect op de benodigde hoeveelheid. Dit geldt onder andere voor het leerlingenvervoer en onderwijshuisvesting.
- Ontwikkelingen (af- en/of toename) uitkering uit het gemeentefonds (areaal/accres).
- Vervanging van voertuigen en installaties via vervangingsinvesteringen.
Niet-autonome ontwikkelingen zijn:
- Wijzigingen in de kostentoerekening voor wat betreft het effect op de tariefsverhogingen. Tariefswijzigingen zijn afgezien van aanpassing aan de inflatie altijd een keuze.
- Voorstellen waarin het beleid wordt gewijzigd of wanneer nieuwe initiatieven ten opzichte van de meerjarenbegroting 2018-2021 worden gedaan.
- Dalende rijksinkomsten voor specifieke taken. Het uitgangspunt bij rijksinkomsten is dat het gemeentelijk aandeel in de kosten niet stijgt. Bij een dreigende stijging wordt een bezuiniging als keuze aan uw raad voorgelegd.
Samenvatting uitgangspunten 2019-2022:
Loonontwikkeling 2019 | 2,50% |
loonontwikkeling 2020-2022 | 2,00% |
Prijs-/inflatieontwikkeling | 1,50% |
Omslagrente | 2,25% |
Rente voor grondexploitaties | 2,00% |
Subsidies gesubsidieerde instellingen | 1,50% |
Leges, afvalstoffen- en rioolheffing (100% kostendekkend) | ntb |
Gemeentelijke belastingen en overige heffingen 2019 (CBS-CPI januari 2018) | 1,50% |